16. Marisberg
Dit bosgebied is het hoogste deel van het Geopad. Er is hier sprake van microreliëf (kleine hoogteverschillen), doordat de wind hier in de ijstijd een zwak golvend zandlandschap heeft gevormd. Later is dat nog een keer gaan verwaaien, doordat de mens het bos kapte. Het stuivend zand is daarna weer vastgelegd door bos aan te planten.
Het bosgebied de Marisberg is het hoogst gelegen gebied van het Geopad. Het ligt vier tot vijf meter hoger dan het Molentje. Opvallend is het microreliëf: kleinere hoogteverschillen in het landschap. Dit soort microreliëf wordt in ons land op veel plaatsen aangetroffen onder (naald)bossen in het zandlandlandschap. De algemene verklaring is dat deze kleinere hoogteverschillen in het landschap in twee fasen ontstaan zijn door de werking van de wind.
De eerste fase was tijdens het laatste deel van het Pleistoceen, de periode van de glacialen (ijstijden), die duurde van 2,5 miljoen tot 10.000 jaar geleden. Tijdens het laatste deel ervan (het Weichselien) kwam het ijs tot Midden-Denemarken. In ons gebied overheerste toen een ijzige noordwestenwind, die zand meevoerde, onder andere uit het droogliggende Noordzeebekken. Dit zogenaamde dekzand werd met sprongetjes (salterend) vervoerd en werd in onze streken vastgelegd door de aanwezige (toendra) vegetatie in de vorm van langgerekte dekzandruggen, vaak met een paraboolvorm (hoefijzerachtige vorm). Bij het vastleggen van dit zand speelde ook de Peelrandbreuk een rol, doordat de kwel bij de breuk het zand vastlegde. De bossen van de Marisberg liggen daarom in het kwelgebied aan de oostzijde van de breuk.
De tweede fase dateert vanaf de Middeleeuwen. De toen aanwezige bossen werden gekapt en veranderden in heidevelden. Dei hei werd geplagd (afgegraven) om in een potstal te dienen voor een droge ondergrond voor schapen. Door het plaggen ontstonden herhaaldelijk grote zandstormen, die het al aanwezige microreliëf nog wat verder accentueerden (afbeelding 23). De bewoners van het gebied probeerden die te beteugelen door het aanplanten van (dennen) bos. De bedoeling was het hout te gebruiken voor het stutten van de mijngangen in Zuid-Limburg. Omdat dit later door de mijnsluitingen niet meer nodig was, treffen we hier behoorlijk dikke bomen aan. Naaldbos overheerst ook nu nog in grote delen van de Marisberg, maar wordt langzamerhand omgezet tot een gevarieerder bos met ook veel loofhout. Stichting VEEN heeft hier ook ongeveer zes hectare bos in bezit, dat langzamerhand zowel qua leeftijd als begroeiing steeds gevarieerder en dus soortenrijker wordt. Om te onderzoeken of bovenstaande verklaring ook hier geldig is, heeft stichting VEEN in 2020 een aantal boringen uitgevoerd in haar bos. Tot haar verrassing boorden zij niet vrijwel onmiddellijk in het gele stuifzand, maar bleek er een donkere bovenlaag aanwezig te zijn van veertig tot zeventig cm dik. Het is in ieder geval geen heel jong stuiflandschap. Daarbij gaat de bodemvorming namelijk niet diep, hooguit twintig tot dertig centimeter. Op de oudste topografische kaart, van 1895, is te zien dat de Marisberg in die tijd al bebost was. Uit eigen waarneming (jaarringen van bomen tellen) is gebleken dat rond 1935 het huidige naaldbos is aangeplant, in 1895 zal er waarschijnlijk een heel ander soort bos gestaan hebben. Uit de vrij diepe bodemontwikkeling in een verder duidelijk stuifzandlandschap kan toch wel de conclusie worden getrokken dat het om een verstuivingsgebied gaat van wel enkele honderden jaren oud.
Het gebied rond de Marisberg ligt relatief hoog, in de directe omgeving zijn verscheidene Romeinse vondsten geweest, mogelijk was dit gebied al in de Romeinse tijd een landbouwgebied. Misschien liggen er onder de zandverstuivingen nog wel resten van een zeer oud landbouwgebied. Meer onderzoek (dieper boren) is daarom nodig om dit te kunnen verklaren.