6. Veenkolonie Helenaveen
Helenaveen was de eerste veenkolonie, gesticht door vervener Jan van de Griendt (en genoemd naar zijn vrouw Helena). Het is een beschermd dorpsgezicht, onder andere vanwege de vele kanalen en zijkanalen (wieken) en de Koningshoeven, boerderijen die gebouwd zijn in de tijd na de vervening.
Voor de vervening van zijn aangekochte stuk van de Peel richtte Jan van de Griendt, fabrikant uit Den Bosch, de veenderij Maatschappij Helenaveen op, genoemd naar zijn tweede echtgenote Helena Panis. Ook het kanaal, de Helenavaart, dat de slagader van zijn onderneming zou worden en de veenkolonie Helenaveen werden naar haar genoemd. Typisch voor deze veenkolonie is dat vanuit het hoofdkanaal zijkanalen (wijken) gegraven werden met een onderlinge afstand van zeshonderd meter, waarbij vanuit de hoofdwijk (a en d) twee dwarswijken (b en c) gegraven werden, evenwijdig aan de hoofdwijk (afbeelding 8).
Het voordeel daarvan was dat er meer plaats was voor gebouwen en dat men slechts om de zeshonderd meter een brug hoefde te bouwen. Dit drietandsysteem is ook nu nog op verschillende plaatsen langs het kanaal aanwezig. Aan deze typische veenkoloniale structuur dankt Helenaveen zijn benoeming als beschermd dorpsgezicht (in 1998).
De Maatschappij groeide in korte tijd uit tot een enorme onderneming, een zeer winstgevende multinational die de turf (of turfstrooisel) verkocht in grote delen van Europa. Voor het steken van de turf waren duizenden arbeidskrachten nodig, die niet alleen uit de omgeving, maar van heinde en verre (zelfs uit Pruisen) werden aangetrokken. Een grote groep ervan kwam uit Noordoost-Nederland, waar de turfwinning op zijn eind liep. Helenaveen werd een bloeiend dorp met een gemengde bevolking, wat onder andere blijkt uit de aanwezigheid van zowel een katholieke als een protestantse kerk. Verder kwamen er kantoren en allerlei bedrijfsgebouwen, waarvan ook nu nog het fraai gerestaureerde gebouw van een voormalige turfstrooiselfabriek aanwezig is.
Verderop langs de Soemeersingel liggen (aan weerszijde van de Helenavaart) de Koningshoeven. Deze werden tussen 1908 en 1925 gebouwd door de Maatschappij Helenaveen. Het waren elf ontginningsboerderijen die op regelmatige afstand van elkaar lagen. De meeste lagen op het einde van een drietand. Ze werden gebouwd met financiële middelen uit het Koning Willem III-fonds. Daarom kregen ze namen die naar het koninklijk huis verwijzen, zoals Hoeve Willem III (afbeelding 9), Wilhelmina-Hoeve, Emma-Hoeve, Oranje Hoeve en Juliana-Hoeve. Hun bouwstijl lijkt op het kop-hals-romp type in Noord-Nederland, waarbij de woning de kop vormt, de grote schuur de romp en de lagere verbinding daartussen de hals. De boerderijen zijn gebouwd, toen na 1910 de vervening over zijn hoogtepunt heen was.
De afgelopen decennia hebben de meeste Koningshoeve niet-agrarische functies gekregen, onder andere op het gebied van toerisme en verblijfsrecreatie. Dat had te maken met een nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid onder de naam NUBL (Nadere Uitwerking Brabant Limburg). Hierbij werden alle landbouwbedrijven, die in de knel zaten tussen Mariapeel en Deurnese Peel gesaneerd. Verder werd er een compromis gesloten tussen natuur en cultuur, onder de titel ‘Het onverenigbare verenigd’.
Parallel aan de Helenavaart werd op tweehonderd meter afstand een dijk gebouwd met daarin een scherm dat ondoorlatend was voor water, zodat daarachter een hoge en stabiele waterstand kon ontstaan, die ideaal is voor hoogveenherstel. Langs de Helenavaart werd het accent gelegd op het veenkoloniale cultuurlandschap met zijn Koningshoeven en drietandsysteem. Opmerkelijk was dat bij dit ruimtelijk proces op een voorbeeldige manier werd samengewerkt tussen overheden, recreatieondernemers, natuur- en landbouworganisaties.
Via een zijtak van de route kom je onderstaande hotspot tegen.